Toen de profeet
zich had gevestigd in Medina begon hij allerlei zaken te co?rdineren
en te regelen; religieuze aangelegenheden maar ook zaken die betrekking
hadden op het wereldlijke leven. Daarnaast ging hij gewoon door
met de verkondiging van de Islam.
De moskee van de Profeet
in Medina
De eerste stap die hij nam was het bouwen van een moskee.
Hij kocht daarvoor de grond, die eigendom was van twee weeskinderen.
Dit was de plek waar zijn kameel neerknielde bij zijn aankomst
in Medina. De oppervlakte ervan was ongeveer honderd bij honderd
thira'e (een thira'e is ongeveer 60 cm). Er bevonden zich in de
grond graven van afgoden-dienaars en palmbomen die werden verwijderd.
De grond werd plat gemaakt en de fundamenten van ongeveer drie
thira'e werden gelegd. De muren waren van baksteen en aarde terwijl
de steun-pilaren van de deur met gewone stenen werden gebouwd.
Het plafond was van palmbladeren en de pilaren waren de stammen
van de palmbomen. De grond werd bedekt met zand en kleine steentjes.
De moskee kreeg drie ingangen en de "qiblah" d.w.z.
"de richting waarnaar het gebed verricht wordt" was
geplaatst naar het noorden richting de Aqsa-moskee.
De profeet
droeg zelf ook stenen tijdens de bouw samen met zijn metgezellen
"almuhadjirin" en "al'ansar", respectievelijk
de migranten en de bewoners van Medina. Zij motiveerden zichzelf
tijdens de bouw door het uitspreken van talloze gedichten.
De profeet
bouwde naast de moskee twee kamers en bedekte die met palmbladeren;
de ene kamer was voor zijn vrouw Sawdah en de andere voor zijn
vrouw A?cha, moge Allah met hen tevreden zijn. Hij huwde
A?cha en trok bij haar in toen zij naar Medina kwam in de
maand Chawal van het jaar 1 hijri.
De oproep tot het gebed "al'athaan"
De moslims begonnen hun vijf gebeden in een groep te verrichten
en hadden moeite met het bepalen van de tijdstippen, sommigen
kwamen te vroeg naar de moskee en anderen weer te laat. De profeet
en de moslims bespraken de wenselijkheid van een teken waarmee
zij op de hoogte gesteld zouden worden van het tijdstip voor de
verrichtingen van het gebed. Sommigen stelden voor om het vuur
als teken daarvoor te gebruiken, anderen dachten aan het blazen
in een hoorn of het rinkelen van een bel.
Omar, moge Allah met hem tevreden zijn, stelde voor om een man
de straat op te sturen die dan zou roepen: "as-salaat djami'ah"
d.w.z. "het gebed wordt zodadelijk in een groep verricht".
De profeet
stemde in met zijn mening. Later echter heeft Abdullah, de zoon
van Zaid Ibn Abd-Rabbuh Al'ansari, over de "athaan"
gedroomd en hij vertelde dat aan de profeet
waarna de profeet heeft gezegd: ,,Dit is waarlijk een oprechte
droom". Hij gaf hem de opdracht de oproep tot het gebed aan
Bilal te leren omdat die een mooiere stem had, waarna Bilal de
oproep verrichtte. Omar Ibnulkhattaab hoorde Bilal de oproep doen
waarna hij haastig kwam en vertelde dat hij dezelfde droom heeft
gehad. Dit was een bevestiging van de droom van Zaid en hiermee
werd de "athaan" het motto van de Islam.
De broederschap tussen Almuhadjirin en Al'ansar
Al'ansar waren openhartig en gastvrij jegens Almuhadjirin. Zij concurreerden
zelfs met elkaar in het ontvangen van Almuhadjirin in hun woningen.
Allah, de Verhevene, omschreef hen als volgt:
"En degenen die van hen in de stad (Medina)
woonden en geloofden (de Ansar), zij houden van degenen die vanuit
Mekka naar hen zijn uitgeweken, zij vinden in hun hart geen jaloezie
op wat aan hen gegeven is. En zij geven aan (hen) voorrang boven
zichzelf, ook al is er behoefte onder hen." (Surah 59: Ayah
9).
De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hen, versterkte deze
hartstocht door Al'ansar en Almuhadjirin tot broeders te verklaren.
Een ieder onder Al'ansar werd een broeder voor zijn gast.
Het betrof een groep van negentig mannen waarvan de helft uit
Al'ansar waren. Zij zijn tot broeders verklaard om elkaar te steunen
en zij werden erfgenaam van elkaar, maar dat werd later voor nietig
verklaard. De broederschap bleef echter wel in stand. Dit vond
plaats in de woning van Anas Ibn Malik, moge Allah met hem tevreden
zijn.
Wat hieruit voortkwam was dat Al'ansar bijvoorbeeld hun palmbomen
aan de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hen, aanboden zodat
hij die kon verdelen tussen hen en hun nieuwe broeders. Hij weigerde
dat. Toen hebben zij voorgesteld om voor hun levensonderhoud te
zorgen en de vruchten van die bomen samen te delen hetgeen de
profeet accepteerde.
Sa'd Ibn Ar-rabi'e was een rijke man en stelde voor aan zijn broeder
Abdurrahman Ibn A'wf om zijn vermogen met hem te delen. Ook had
hij twee vrouwen en stelde aan Abdurrahman voor om een van hen
te kiezen. Hij zou haar kunnen afstoten waarna Abdurrahman haar
zou kunnen huwen. Abdurrahman zei tegen hem: ,,Moge Allah je geld
en je gezin zegenen". Hij vroeg naar de markt en is naar
de markt van Beni Qaynuqae' gegaan, waarna hij terugkeerde met
een hand vol boter en andere levensmiddelen die hij met de handel
kon verdienen. Een paar dagen later kon hij in het huwelijk treden
met een vrouw van Al'ansar. |