Lees wat Mohammed
zelf over deze gebeurtenis heeft verteld:
"Terwijl ik sliep kwam hij naar me toe. Hij droeg een foedraal
van een zeer kostbaar materiaal, waarin zich een geschrift bevond.
Hij zei: "Lees." Ik antwoordde, "Ik kan niet lezen."
Hij drukte mij zo hard tegen zich aan dat ik dacht dat ik bijna
doodging. Toen liet hij me los en zei: "Lees." Ik vroeg:
"Wat moet ik dan lezen?" Ik zei dit uit angst dat hij
misschien weer hetzelfde zou doen als hij net had gedaan. Hij
zei:
"Lees, in de naam van uw Heer, die heeft geschapen. Hij
heeft de mens geschapen uit een bloedklonter. Lees, en uw Heer
is de Meest Waardige, Die onderwees met de pen. Hij onderwees
de mens wat deze niet wist."
Toen reciteerde ik het. Hij stopte, verliet me en verdween. Ik
werd wakker en kwam tot de gewaarwording dat dit in werkelijkheid
in mijn hart stond geschreven."
Daarna vertelde Mohammed :
"Ik heb nooit een grotere afkeer van mensen gehad dan van
poëten en bezetenen. Zelfs de aanblik van één
van hen kon ik niet verdragen. Ik dacht, "De man (hij bedoelde
zichzelf) is zeker een poëet of een bezetene geworden. Dit
mag onder de Quraish niet van mij gezegd worden. Het is beter
dat ik hoog op de berg klim en mijzelf naar beneden stort om zo
van dit alles af te komen. Ik ging op weg om mijn bedoelingen
in daden om te zetten. Toen ik halverwege de berg was, hoorde
ik een stem van boven uit de hemel komen die zei:
"Mohammed, jij bent de Boodschapper van Allah en ik ben
Gabriël."
Ik keek naar boven, naar de lucht en ik zag tegen de horizon
Gabriël in de gedaante van een man, die zijn voeten dicht
bij elkaar had geplaatst. Wéér zij hij,
"Mohammed, jij bent de Boodschapper van Allah en ik ben
Gabriël."
Ik stond daar maar, terwijl ik naar boven naar hem keek; dit
bracht mij van mijn bedoeling af. Ik stond daar en was niet in
staat om ook maar een stap te verzetten. Ik probeerde mijn gezicht
van hem af te wenden om naar de hemel boven mij te kijken, maar
waar ik mijn blik ook wendde, zag ik hem voor mij. Ik stond onbeweeglijk,
ik deed geen stap achteruit of naar voren.
Khadija vroeg haar koeriers naar mij op zoek te gaan en ik stond
daar al die tijd nog steeds op dezelfde plaats tot het moment
dat zij bij haar terugkeerden.
Toen ging ik weg en keerde terug naar mijn gezin..."
Deze overlevering is nog gedetailleerder ook door Ibn Ishaq,
onder verantwoording van Wahb ibn Kaissan verteld.
Na deze indrukwekkende gebeurtenis keerde de Profeet terug naar
huis, naar Khadija en zei: "Wikkel mij in een deken! Wikkel
mij in een deken!" Zij wikkelden hem in een deken en zijn
angst zakte weg. Hij keerde zich naar Khadija en riep: "Wat
is mij nou overkomen?" en vertelde haar wat er was gebeurd
en zei: "Ik vrees voor mijzelf." Khadija antwoordde:
"Wees niet bang, wees gerus en ontspan je. Allah zal je
geen vernedering laten lijden, want je bent vriendelijk tegenover
je verwanten, je spreekt de waarheid, je helpt ieder mens die
steun nodig heeft, je bent gastvrij tegenover je gasten en je
geeft in elke rechtvaardige zaak je hulp."
Toen nam ze hem mee naar Waraqa bin Naufal, haar neef van vaderskant,
die zich tot het christendom had bekeerd en een geleerde met goede
kennis van het Arabisch, Hebreeuws en de Bijbel was. Door zijn
hoge leeftijd was hij zijn gezichtsvermogen verloren. Khadija
zei tegen Waraqa: "Neef, wil jij eens luisteren naar wat
je neef je te vertellen heeft?" Waraqa zei: "Zo neef,
wat is het dat je hebt gezien?" De Profeet vertelde hem wat
hij had gezien. Toen hij was uitgesproken zei Waraqa:
"Het is dezelfde openbaring als naar Mozes werd gezonden.
Ik wou dat ik jong was, zodat ik nog in leven zou zijn wanneer
je eigen mensen je deze stad uitdrijven." De Profeet riep
uit: "Zullen zij zich van mij afkeren?" Waraqa antwoordde,
"Ja! Nog nooit is er een mens met een boodschap als de jouwe
gekomen, zonder dat hij vijandig werd ontvangen. Als ik dan nog
in leven ben, zal ik jullie alle steun geven die ik kan. Niet
lang daarna overleed Waraqa...
Deze hadith staat in beide meest betrouwbare boeken met overleveringen
van de Profeet
(Al Boechari en Moslim) vermeld en werd verteld door Al Zuhri.
|